Traditioneel én eigentijds.
Voor de data van de Joodse feest- en treurdagen:
In dit jaar (2021)
In het vorige jaar (2020)
In 2019 (2019)
In 2018 (2018)
In de jaren vóór 2018 zie tabel.
En voor een online loeach (Joodse kalender): klik hier.
De Joodse kalender is een maankalender, maar zodanig aangepast dat ook het zonnejaar in grote lijnen wordt gevolgd. Het Joodse jaar kent twaalf maanden als het een gewoon jaar is en dertien maanden in het geval van een schrikkeljaar. Iedere maand heeft 29 of 30 dagen. Dat aantal hangt samen met de omloop van de maan om de aarde die 29,5 dag duurt. Iedere Joodse maand begint en eindigt met nieuwe maan, wanneer de maan vanaf de aarde niet zichtbaar is. Twaalf (maan)maanden tellen 354 dagen. Het zonnejaar – dat is gebaseerd op de omloop van de aarde om de zon – heeft circa 365 dagen. Dus is er een tekort van elf dagen van het maanjaar ten opzichte van het zonnejaar. Om te voorkomen dat de Joodse feestdagen, die seizoensgebonden zijn, gaan schuiven door het zonnejaar wordt zeven keer in de negentien jaar een schrikkelmaand toegevoegd aan het Joodse jaar. Dat gebeurt in het derde, zesde, achtste, elfde, veertiende, zeventiende en negentiende jaar. Op die manier blijft het Joodse jaar in pas lopen met de maanstonden én met het zonnejaar.
Het jaar 5782 (2021/2022) is het zesde jaar in de negentienjaarcyclus. Een schrikkeljaar dus.
De namen van de maanden zijn: niesan, ijar, siewan, tammoez, aw, elloel, tisjri, (mar)chesjwan, kislev, tewet, sjewat, adar. In een schrikkeljaar wordt een extra maand toegevoegd tussen adar en niesan. Deze krijgt de naam adar I en de originele maand adar wordt adar II genoemd. Dat betekent onder andere dat het Poeriemfeest dat in adar valt dan wordt gevierd in adar II.
De Joodse kalender kent vier nieuwjaarsdagen die betrekking hebben op verschillende aspecten van het leven. Net zoals in Nederland de opening van het parlementaire jaar of het begin van het schooljaar niet gelijk is aan het gebruikelijke begin van het in oorsprong christelijke kalenderjaar.
Het religieuze nieuwjaar wordt gevierd in de zevende maand tisjri (ongeveer samenvallend met september). Vanaf die maand begint ook de jaartelling. Dit heeft te maken met het bijzondere getal zeven; net zoals sjabbat de zevende dag van de week is.
De eerste maand is echter Niesan (ongeveer overeenkomend met april). In vroeger tijden diende dit nieuwjaar onder meer voor het tellen van regeringsjaren van koningen.
Er is nog een nieuwjaar dat valt op de 15e van de maand Sjewat (meestal januari). Dan is het ´nieuwjaar van de bomen´, dat het begin van het nieuwe landbouwjaar markeert (in Israël).
Als vierde nieuwjaarsdag is er nog de eerste van de maand elloel, waarop in de Tempelperiode de zogenaamde tienden van de kosjere dieren werden geheiligd.
Rosj Hasjana (nieuwjaar) valt nooit op een woensdag, vrijdag of zondag. Dat heeft te maken met Jom Kipoer dat niet op een vrijdag of zondag kan vallen, omdat dan de overgang naar of na de sjabbat te gecompliceerd wordt. Hosjana Rabba (zevende dag Soekot) mag niet op een sjabbat vallen. Om dat voor elkaar te krijgen wordt de maand tisjri soms verkort tot 29 dagen en de maand kislev soms verlengd naar 30 dagen.
Rosj Hasjana wordt overal, d.w.z. in en buiten Israël, twee dagen gevierd. Pesach en Soekot duren zeven dagen. In Israël en in liberaal-Joodse kring in de diaspora worden de eerste en de zevende dag Pesach, Sjawoeot, de eerste dag Soekot en Sjemini Atseret/Simchat Tora als jom tov (volledige feestdag met werkonthouding) in acht genomen. In orthodoxe kring buiten Israël duren deze jom tov-dagen een dag langer. In die kring wordt Sjemini Atseret twee dagen gevierd, waarbij de tweede dag de bijnaam heeft gekregen van Simchat Tora. In Israël en in liberaal-Joodse kring buiten Israël wordt de ene dag Sjemini Atseret ook wel Simchat Tora genoemd en wordt op die dag de cyclus van Toravoorlezingen afgesloten met de bijbehorende feestelijkheden.
De Joodse dag begint met zonsondergang. Daarom beginnen sjabbat en alle feestdagen met het verdwijnen van het daglicht en eindigen zij bij het verschijnen van drie sterren aan de hemel.
Te raadplegen literatuur:
Rabbijn Dr. Jacob Soetendorp: "Symboliek van de Joodse religie", BZZTOH, ’s Gravenhage 1990, ISBN 90-6291-494-2.
Rabbijn Drs. Edward van Voolen: "Joods leven thuis en in de synagoge", Ten Have, Baarn 1991, ISBN 90 259 4472 8.
Rabbi Irving Greenberg: "The Jewish Way - living the holidays", Summit Books, New York 1988, ISBN 0-671-49399-X.
Arthur Waskow: "Seasons of our Joy", Beacon Press, Boston 1982, ISBN 0-8070-3611-0.
Hayyim Schauss: "Guide to Jewish Holy Days", Schocken Books, New York 1938 en vele herdrukken sindsdien.
Rabbi Morris N. Kertzer (revised by Rabbi Lawrence A. Hoffman): "What is a Jew?", Collier Books, New York 1993, ISBN0-02-033282-3.
CCAR (Central Conference of American Rabbis): "Gates of the Seasons", Editor: Peter S. Knobel, CCAR, New York 1983, ISBN 0-916694-92-5.